Door mr. B. Wallage en ir. J. Slobbe[1]
In de huidige informatiesamenleving worden steeds meer medische apparaten verbonden aan een netwerk. Enerzijds creëert dit kansen voor het leveren van betere en efficiëntere zorg. Bijvoorbeeld doordat mensen langer thuis kunnen blijven wonen door telemetrie[2]of beter geholpen kunnen worden door het ‘realtime’ monitoren van risicopatiënten. Anderzijds brengt deze innovatie in de gezondheidszorg risico’s met zich mee op het gebied van cybersecurity. Deze risico’s kunnen zich ook vertalen naar risico’s voor de patiënt. Uit onderzoek volgt zelfs dat kwetsbaarheden in de beveiliging van medische apparatuur tot ernstige schade aan de gezondheid van de patiënt kunnen leiden.[3]Uit deze onderzoeken blijkt bijvoorbeeld dat hackers medische apparatuur c.q. hulpmiddelen, zoals hartdefibrillatoren en infuuspompen, kunnen hacken en de instellingen van deze hulpmiddelen op afstand kunnen aanpassen. In de praktijk hebben hackers medische apparatuur aangevallen.[4]In april 2018 werd bijvoorbeeld bekend dat hackers ‘malware’ hebben ontwikkeld die zich richt op onder andere het aantasten van de werking van medische apparatuur.[5]Dit vormt een risico voor de patiëntveiligheid en roept de vraag op of er voor wat betreft de beveiliging van medische apparatuur een rol is weggelegd voor zorgaanbieders en wat de rol is van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: ‘IGJ’).
Zie ook: http://weblogs.arsaequi.nl/publiekrechtelijkgezondheidsrecht/2018/12/28/innovatie-in-de-zorg-toezicht-en-de-risicos-voor-de-patient/
Lees verder →