Dit artikel is eerder gepubliceerd in de DEMO (oktober 2012)
Door de komst van internet is ons dagelijks leven veranderd. Zo heeft de postbezorger plaatsgemaakt voor e-mail, gaat het meeste bankverkeer digitaal en doen we al boodschappen via internet. Onze huidige wet- en regelgeving speelt hier onvoldoende op in. De snelle ontwikkeling van internet maakt het de wetgever extra lastig om bijtijds adequate maatregelen te nemen. De huidige situatie op het internet is onhoudbaar, zo worden persoonsgegevens doorverkocht en gekoppeld aan dossiers terwijl de burger hiervan niet op de hoogte is. Ook worden websites willekeurig geblokkeerd en worden digitale berichten zonder toestemming onderschept en meegelezen. Alleen een digitale rechtsstaat waarbij er een wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht is, kan deze problemen oplossen.
Een digitale rechtsstaat is een digitale omgeving (het internet) waarbij specifieke wet- en regelgeving van toepassing zijn. In deze digitale rechtsstaat zal de rol van de overheid relatief beperkt zijn. De overheid moet de wet- en regelgeving gericht op de digitale rechtsstaat handhaven maar hoeft geen verzorgingsstaat te creëren. De identiteiten in de “digitale wereld” bestaan namelijk alleen uit persoonsgegevens. Op een aantal terreinen zal de afhankelijkheid van de burger ten opzichte van de overheid en van de ICT echter sterk toenemen omdat de burger zelf geen zicht meer heeft op het gebruik van zijn persoonsgegevens op het internet.
De nationale overheid heeft grote moeite om de wetten die rondom internet gelden te handhaven. Vooral als het gaat om het zoeken naar een goede balans tussen vrijheid en veiligheid. In het streven naar een veilige samenleving mag men nu ver gaan en worden digitale gegevens van burgers slecht beschermd. Dit leidt soms zelfs tot aantasting van mensenrechten. Politie en justitie mogen bijvoorbeeld zonder toestemming van de gebruiker en de rechter berichten mee lezen indien de context van de berichten verdacht is. Ook worden er websites geblokkeerd door private partijen zonder dat hier enig toezicht op is. Het principe van ‘checks and balances’ ontbreekt volledig op het internet. Dit principe is één van de basisbeginselen van een rechtsstaat en houdt in dat de rechterlijke macht de mogelijkheid heeft de uitvoerende macht te controleren. De grote snelheid waarmee het internet en de ICT-toepassingen zich ontwikkelen zorgt dus voor de nodige problemen. Zo is het voor de burger niet meer duidelijk welke gegevens een organisatie tot zijn beschikking heeft en wat hiermee gedaan wordt.
De snelle opkomst van internet zet onze wetgever dus voor nieuwe politieke keuzes en vraagt om nieuwe beleidsregels om de burger in de digitale wereld te beschermen. Om een digitale rechtsstaat in te richten is voldoende ICT kennis een vanzelfsprekende voorwaarde. Momenteel ontbeert het onze huidige wetgever echter aan kennis. Deze neemt daardoor niet de juiste beslissingen. De voorzitter van de Onderzoeksraad concludeerde in juni 2012: “Internet is een blinde vlek, de overheid mist de kennis om het gebruik van ICT goed te beveiligen en te hervormen”.
Het proces van formele wetgeving duurt vaak lang en staat te ver van de praktijk af om burgers voldoende rechtszekerheid te kunnen bieden. Beleidsregels en Europese afspraken kunnen deze onzekerheid wegnemen. Deze regels moeten op zijn minst toegankelijk en transparant zijn voor de digitale burger. De huidige situatie waarbij commerciële bedrijven een doorslaggevende invloed hebben op de totstandkoming van wetgeving in de digitale rechtsstaat zorgt voor onduidelijkheid en non-transparantie. De digitale burger mag bijvoorbeeld Facebook gratis gebruiken, feitelijk betaalt hij echter met persoonsgegevens. Deze persoonsgegevens worden opgeslagen in een database en kunnen worden gebruikt door commerciële bedrijven.
Internet is één van de belangrijkste oorzaken van de huidige trend van globalisering. Het zorgt ervoor dat mensen over de hele wereld met elkaar in contact kunnen komen. Door het grensoverschrijdende karakter van internet heeft het inrichten van een louter Nederlandse digitale rechtsstaat weinig nut. Andere digitale wereldburgers kunnen onze wetgeving in deze rechtsstaat dan immers overtreden en dit niet valt te handhaven. Daarom zijn internationale afspraken noodzakelijk.
Mijns inziens dient de wetgever te streven naar een Europese digitale rechtsstaat. Europese afspraken moeten door meerdere landen worden gehandhaafd. Als dit niet gebeurt, kan de Europese rechter lidstaten terugfluiten. Bovendien is er geen blinde vlek betreffende ICT-kennis op Europees niveau. De Europese Commissie heeft namelijk het Directoraat Generaal Communications, Networks, Content and Technology dat zich puur richt op ICT. Eurocommissaris Neelie Kroes, die onderdeel uitmaakt van dit directoraat, is zelfs alleen bezig met de digitale agenda. De Nederlandse wetgever heeft daarentegen slechts een ad hoc commissie ICT. Ook kan er op Europees niveau effectiever worden opgetreden tegen misbruik van persoonsgegevens door de commerciële sector.
Europa heeft bewezen in de commerciële sector hard te kunnen optreden als bedrijven in strijd handelen met belangrijke Europese economische rechtsbeginselen. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is Europa een koers gaan varen waarbij – ook intern – meer gelet zal worden op rechtsbeginselen die betrekking hebben op de grondrechten van burgers. De combinatie tussen de nieuwe koers, het zwaardere overwicht in de commerciële sector en de specifiekere kennis over ICT maakt Europa een betere hoeder van de digitale rechtsstaat dan Nederland.
In deze Europese digitale rechtsstaat kan worden vastgelegd hoe de burger beschermd wordt op het internet. De rechtsstaat kan worden gebaseerd op een digitale grondwet en digitale formele wetgeving. Een voorwaarde voor deze wetgeving is dat het transparant is en gecontroleerd wordt. De Europese burger moet weten waar hij aan toe is op het internet. Want ook een moderne, digitale rechtsstaat moet een rechtsstaat zijn die voldoet aan de eisen van de trias politica.
Bas Wallage