Wetenschappelijke publicaties

Afbakeningsgeschillen in de gezondheidszorg: ‘van het kastje naar de muur?’

Per 1 juli verschijnt de bundel “Juridische vragen in het sociaal domein”. Onze advocaten Wouter Koelewijn en Bas Wallage hebben een bijdrage geleverd aan deze bundel. Wouter en Bastiaan gaan in deze bijdrage in op de verschillende stelselwetten die onderdeel uitmaken van het Nederlandse gezondheidsstelsel en de daarbij komende afbakeningsproblematiek. De bijdrage die Bastiaan en Wouter hebben geschreven heeft de volgende titel: Afbakeningsgeschillen in de gezondheidszorg: ‘van het kastje naar de muur?’
 
De redacteuren van dit boek prof. mr. dr. G. Boogaard, mr. dr. C.B. Modderman en mr. drs. T.H.G. Robbe behandelen in deze bundel vraagstukken, waarvan vanuit de praktijk is aangegeven dat die van een wetenschappelijk antwoord zou moeten worden voorzien. De bundel is daarmee een belangrijke aanvulling op het onderzoek en evaluaties die er liggen en slaat een brug tussen praktijk en wetenschap. Wilt u de bundel bestellen? dat kan. ga naar https://lnkd.in/dNv_3-C

 

De huisartsenroute: verwijzen naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder?

In Gezondheidsrecht Updates (GZR) 2020-0181, schreef Bastiaan Wallage een annotatie onder de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 26 maart 2020.

In deze uitspraak oordeelt de rechter dat een gemeente niet gehouden is de door een zorgaanbieder verleende jeugdhulpverlening te vergoeden na verwijzing door een huisarts (‘de huisartsenroute’), indien die verwijzing zich richt tot een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder. In de annotatie wordt deze uitspraak en de gevolgen hiervan voor de rechtspraktijk door Bastiaan besproken.

Zie ook: https://www.gzr-updates.nl/commentaar/GZR_2020_0181

De Staat waarborgt het recht op vrije artsenkeuze onvoldoende

In het Nederlands Juristenblad (NJB 39/2019) schreef Bastiaan Wallage het artikel ‘De Staat waarborgt het recht op vrije artsenkeuze onvoldoende’. In dit artikel gaat Bastiaan in op het recht op vrije artsenkeuze. Het recht op vrije artsenkeuze wordt gezien als een fundamenteel recht van de patiënt. Op grond hiervan kan de patiënt zich wenden tot een arts of andere zorgaanbieder naar keuze. Door het arrest van de Hoge Raad van 7 juni 2019 staat het recht op vrije artsenkeuze volop in de belangstelling, maar in de rechtspraktijk blijft, ondanks dit arrest, toch onduidelijkheid bestaan over de invulling van dit recht. Een zaak die vraagt om stappen van de wetgever, gelet op de verplichtingen die op de overheid rusten. Zie ook: https://www.njb.nl/njb-magazine

HET RECHT OP VRIJE ARTSENKEUZE VOOR VERZEKERDEN MET EEN NATURAVERZEKERING: HET HINDERPAALCRITERIUM EN DE ‘VLAKTAKS’.

In Gezondheidsrecht Updates (GZR), 2019/140 schreef Bastiaan Wallage, samen met Eva Jacobs, een annotatie onder de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 1 februari 2019.

In hun annotatie gaan Bastiaan en Eva kort in op de feiten en omstandigheden die centraal staan in de onderhavige uitspraak. Vervolgens gaan zij in op de hoogte van de vergoeding die zorgverzekeraars moeten betalen indien en voor zover een verzekerde met een naturapolis zorg afneemt van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder en welke korting in dat kader door de zorgverzekeraar mag worden toegepast. Zij ronden af met een bespreking van de gevolgen van de onderhavige uitspraak voor de rechtspraktijk.

Zie: https://www.gzr-updates.nl/commentaar/GZR_2019_0140

RESULTAATGERICHT INDICEREN OP GROND VAN DE WMO 2015 NIET LANGER MOGELIJK? EEN BOTSING TUSSEN MAATWERK EN RECHTSZEKERHEID

Voor het Tijdschrift Gemeentestem (Gst), 2019/37 schreven Bastiaan Wallage en Wouter Koelewijn een artikel over het resultaatgericht indiceren op grond van de Wmo 2015 en in het bijzonder de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 oktober 2018. De CRvB oordeelde in deze uitspraak dat gemeenten in hun beleid en/of in het besluit waarin zij een voorziening ‘hulp bij het huishouden’ toekennen, met het oog op het rechtszekerheidsbeginsel, ook tijdseenheden moeten opnemen (zie ook onze Legal Update van 25 oktober 2018).  Met deze rechtspraak is het voor gemeenten niet (langer) mogelijk om resultaatgericht te indiceren.

Zie ook: https://www.vbk.nl/actueel/resultaatgericht-indiceren-op-grond-van-de-wmo-2015-niet-langer-mogelijk-een-botsing-tussen-maatwerk-en-rechtszekerheid/

Vrije artsenkeuze: een onderdeel van de Nederlandse constitutie?

B. Wallage, A.C. Hendriks & W.I. Koelewijn

– In deze bijdrage staat de vraag centraal wat de betekenis is van het recht op vrije artsenkeuze en in hoeverre patiënten c.q. verzekerden daaraan rechten kunnen ontlenen jegens de staat en in het bijzonder de zorgverzekeraars. Eerst wordt een definitie gegeven van het recht op vrije artsenkeuze. Vervolgens wordt gekeken naar de constitutionele aspecten achter vrije artsenkeuze, of dat recht een grondrechtelijke grondslag kent en of dit positieve verplichtingen voor de staat met zich meebrengt. Hierna wordt de toelaatbaarheid van een beperking van het recht op vrije artsenkeuze onderzocht en wat de verplichtingen zijn van zowel de staat, als de zorgverzekeraar om dit recht (actief) te beschermen.

Tijdschrift voor Constitutioneel recht

10e jrg., nr. 1, januari 2019

Artikel Tijdschrift Zorg & Recht in Praktijk

In deze bijdrage wordt naar aanleiding van diverse recente rechtspraak over de informatieverplichting van zorgaanbieders nader verkend waar de grens ligt van de verplichting voor zorgaanbieders om hun patiënten te informeren. De grenzen worden bepaald door de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst en de Wet marktordening gezondheidszorg en de interpretatie die daaraan wordt gegeven door de rechtspraak en de Nederlandse Zorgautoriteit. De primaire verantwoordelijkheid voor het informeren over polisvoorwaarden en vergoedingen ligt volgens de auteurs bij de zorgverzekeraars en de verzekerde. Pas daarna komen informatieverplichtingen van de zorgaanbieders in beeld.

Zie: ZIP-2018-08_V2_Koelewijn_Wallage

Blog ‘Innovatie in de zorg, toezicht en de risico’s voor de patiënt’

In de huidige informatiesamenleving worden steeds meer medische apparaten verbonden aan een netwerk. Enerzijds creëert dit kansen voor het leveren van betere en efficiëntere zorg. Bijvoorbeeld doordat mensen langer thuis kunnen blijven wonen door telemetrie[2]of beter geholpen kunnen worden door het ‘realtime’ monitoren van risicopatiënten. Anderzijds brengt deze innovatie in de gezondheidszorg risico’s met zich mee op het gebied van cybersecurity. Deze risico’s kunnen zich ook vertalen naar risico’s voor de patiënt. Uit onderzoek volgt zelfs dat kwetsbaarheden in de beveiliging van medische apparatuur tot ernstige schade aan de gezondheid van de patiënt kunnen leiden.[3]Uit deze onderzoeken blijkt bijvoorbeeld dat hackers medische apparatuur c.q. hulpmiddelen, zoals hartdefibrillatoren en infuuspompen, kunnen hacken en de instellingen van deze hulpmiddelen op afstand kunnen aanpassen. In de praktijk hebben hackers medische apparatuur aangevallen.[4]In april 2018 werd bijvoorbeeld bekend dat hackers ‘malware’ hebben ontwikkeld die zich richt op onder andere het aantasten van de werking van medische apparatuur.[5]Dit vormt een risico voor de patiëntveiligheid en roept de vraag op of er voor wat betreft de beveiliging van medische apparatuur een rol is weggelegd voor zorgaanbieders en wat de rol is van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: ‘IGJ’).

Zie ook: http://weblogs.arsaequi.nl/publiekrechtelijkgezondheidsrecht/2018/12/28/innovatie-in-de-zorg-toezicht-en-de-risicos-voor-de-patient/

Noot GZR

In Gezondheidsrecht Updates (GZR) schreef Bastiaan Wallage gezamenlijk met Eva Jabobs een annotatie onder de uitspraak van de Rechtbank Noord Nederland van 30 januari 2018.

In deze uitspraak heeft de Rechtbank Noord-Nederland (hierna:
‘de rechtbank’) geoordeeld dat de door de zorgverzekeraar ‘De Friesland’ betaalde vergoeding van 70 procent van het laagst door haar gecontracteerde tarief voor de niet-gecontracteerde zorg, wat neerkomt op 55 procent van het geldende NZa-tarief, een feitelijke hinderpaal vormt voor een verzekerde om zorg af te nemen bij een zorgaanbieder van zijn keuze. Voorts heeft de rechtbank de concrete omstandigheden van het geval beoordeeld. In deze annotatie lichten
Bastiaan en Eva allereerst de uitspraak van de rechtbank op hoofdlijnen toe. Vervolgens bespreken zij de invulling van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet (hierna: ‘Zvw’) en het beroep van de zorgaanbieder op artikel 13 Zvw. Tot slot kijken zij naar de gevolgen van de uitspraak voor de rechtspraktijk.

Zie ook: https://www.vbk.nl/kennis-delen/publicaties/invulling-hinderpaalcriterium-voor-zorgaanbieder-vooralsnog-onduidelijk/

Bed, bad en brood: Rijk en gemeenten op weg naar een sluitend opvangbeleid?

Sinds de stagnatie van de onderhandelingen tussen Rijk en gemeenten over de correcte wijze van opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers, is het afwachten op welke wijze vorm zal worden gegeven aan de opvang van deze groep mensen. Zowel gemeenten als verscheidene ngo’s en mensenrechtenadvocaten waarschuwen dat vreemdelingen op straat terecht komen, wanneer het beleid dat demissionair staatssecretaris Dijkhoff heeft voorgesteld wordt doorgevoerd. Het Rijk meent echter dat dit noodzakelijk is voor een effectief terugkeerbeleid en dat met dit beleid elke vreemdeling kan worden opgevangen (en het beleid zodoende ‘sluitend’ is). In onderstaande bijdrage beschrijven de auteurs waar de knelpunten zitten van het door de staatssecretaris voorgestelde beleid. De auteurs beschrijven verder een aantal voorwaarden waaraan het opvangbeleid zou moeten voldoen in het kader van mensenrechten en waarmee tegemoet wordt gekomen aan zowel de belangen van het Rijk als van de gemeenten.

Zie ook: NJCM-Bulletin, Bed, bad en brood Rijk en gemeenten op weg naar een sluitend opvangbeleid

Het bestuursrechtelijk bewijsvermoeden bij de toepassing van artikel 1F Vluchtelingenverdrag

In dit artikel worden twee situaties beschreven waarin het bestuursrechtelijk bewijsvermoeden wordt toegepast. Het wordt in deze situaties gebruikt omdat het voor het bestuursorgaan niet goed mogelijk is om feiten en omstandigheden die in haar bewijsdomein liggen te bewijzen. Bij het verkeerd aanbieden van een huisvuilzak is dat nog voorstelbaar en zijn de gevolgen van het toepassen van het bewijsvermoeden uiteindelijk gering. Voor de Afghaanse 1F’er heeft de toepassing van het bestuursrechtelijk bewijsvermoeden veel grotere gevolgen en is het bovendien haast onmogelijk om het vermoeden te weerleggen. Bovendien is de Nederlandse toepassing van artikel 1F Vluchtelingenverdrag niet in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Zie ook: Nederlands Juristenblad, Het bestuursrechtelijk bewijsvermoeden bij de toepassing van artikel 1F Vlu

Annotaties GZR 2017-0253

Het vrije verkeer van vestiging en diensten. De overheid mag de zorgmarkt in het belang van de consument en de volksgezondheid reguleren.

Zie ook: http://www.gzr-updates.nl/commentaar/GZR_2017_0253

Naschrift onrechtmatig Wmo-beleid

In een bijdrage in het NJB2 bespraken Wouter Koelewijn & Bas Wallage de gevolgen van de recente uitspraken van de Centrale Raad van Beroep waarin werd vastgesteld dat huishoudelijke hulp een voorziening is die onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. De conclusie luidde dat de grote groep Wmo-gerechtigden die eerst geen bezwaar en beroep heeft ingesteld nu tegen het leerstuk van de ‘formele rechtskracht’ aanloopt. Ons inziens gaan de auteurs bij de uitleg van artikel 4:6 Awb aan twee belangrijke aspecten voorbij en worden rechtzoekenden en gemeentebesturen daarmee op het verkeerde been gezet.

Zie ook: njb37_reactie_naschrift

Onrechtmatig Wmo-beleid

In het licht van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep waarin werd vastgesteld dat huishoudelijke hulp een voorziening is die onder de reikwijdte van de Wmo valt, wordt op grote schaal het Wmo-beleid herijkt terwijl tegelijkertijd massaal nieuwe aanvragen en herzieningsverzoeken worden ingediend. De vraag dringt zich daarbij op wat nu de rechtspositie is van Wmo-gerechtigden die eerder niet in bezwaar en beroep zijn gegaan. Loopt deze grote groep Wmo-gerechtigden nu tegen het leerstuk van de ‘formele rechtskracht’ aan of zijn er juridische mogelijkheden om de onherroepelijke beschikkingen alsnog open te breken?

Zie ook: NJB28_Praktijk

Artikel 4.1 Wro: onduidelijkheden voor de rechtspraktijk door een onzorgvuldig wetgevingsproces

Het wetgevingsproces ter wijziging van artikel 4.1 Wro is ons inziens dan ook aan te merken als één van de recente voorbeelden waarbij de wetgever onzorgvuldig heeft gehandeld en onderweg het overzicht is kwijtgeraakt. In dit artikel zullen wij het wetgevingsproces bespreken en de onduidelijkheden voor de rechtspraktijk schetsen.

Zie ook: De Gemeentestem, Artikel 4.1 Wro onduidelijkheden voor de rechtspraktijk door een onzorgvuldig wetg

CBb 12 november 2015, ECLI:NL:CBB:2015:376 m.nt. W.I. Koelewijn, H. van Noort en B. Wallage (AB 2016/139).

Kapitaallasten verdisconteerd in de huurprijs van een huurovereenkomst tegen bepaalde duur: Appellante heeft aannemelijk gemaakt dat zij door de verandering van de bekostiging van de kapitaallasten in haar voortbestaan bedreigd wordt.
 
Zie ook:

CBb 1 december 2015, ECLI:NL:CBB:2015:370 m.nt. W.I. Koelewijn en B. Wallage (AB 2016/106).

Vrije artsenkeuze: art. 13 Zorgverzekeringswet strekt er primair toe te bewerkstelligen dat de verzekerde er vanuit kan gaan dat de beloning van de voor het verrichten van de prestaties gekozen arts voor hem niet onbetaalbaar zal zijn.

Deze annotatie is op 11 maart 2016 in AB (Rechtspraak Bestuursrecht) gepubliceerd. Zie ook: AB 2016106 Vrije artsenkeuze. De Nederlandse Zorgautoriteit handelt in strijd met art. 11 en 13 va

CBb 24 december 2015, ECLI:NL:CBB:2015:428 m.nt. W.I. Koelewijn en B. Wallage

De bekostiging van de MMT-functie moet op grond van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG redelijkerwijs kostendekkend zijn. Het is aan de NZa om aannemelijk te maken dat aan die eis wordt voldaan.

Deze annotatie is gepubliceerd in GRZ (GRZ 2016-0105), http://www.gzr-updates.nl/commentaar.

Een aantekening bij uitspraak over digitale hondenriem

Op 26 januari 2015 heeft de kantonrechter te Overijssel geoordeeld dat een elektronische hondenriem niet is te vergelijken met een gewone hondenriem (Rb. Overijssel 26 januari 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:440). Alhoewel dit oordeel begrijpelijk is, is de motivering van de kantonrechter op één punt vanuit technisch oogpunt discutabel.Deze bijdrage is ook gepubliceerd in NJB 2016/400, afl. 8. Lees hier het volledige artikel: NJB08_O&M

ABRvS 4 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3367, m.nt. B. Wallage

De boete die op grond van de Wet arbeid vreemdelingen aan een Bulgaarse werknemer is opgelegd, is niet in strijd met de begunstigingsclausule vanwege het feit dat Japanse werknemers geen tewerkstellingsvergunning nodig hebben.
 
Deze annotatie is gepubliceerd in AB. Zie hier de volledige annotatie AB 201662 Boete Wet arbeid vreemdelingen. Geen strijd met de begunstigingsclausule Bulgaren.

ABRvS 14 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3182 m.nt. F.A. Mulder en B. Wallage

Verjaring nadeelcompensatie. Gevoerde onderhandelingen over de verplaatsing van de bedrijven kunnen op zichzelf de verjaring van de aanspraak op nadeelcompensatie niet stuiten.

Deze annotatie is gepubliceerd in het TBR (2016, nr.1). Zie hier het volledige artikel: TBR 1-2016

CBb 13 juli 2015, ECLI:NL:CBB:2015:246 m.nt. W. Koelewijn en B. Wallage

Zowel de Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage Cure als het bestreden Besluit Beschikbaarheidsbijdrage zijn onvoldoende gemotiveerd. Gezien het ontbreken van de motivering kan niet worden vastgesteld of de diverse beschikbaarheidbijdragen post mortem orgaan uitname voldoen aan de eis van kostendekkendheid.

ABRvS 5 augustus 2015, no. 201408220/1/A2, ECLI:NL:RVS:2015:2442 m.nt. F.A. Mulder en B. Wallage

Voorzienbaarheid bij nadeelcompensatie. Mogelijkheid tot andere rendabele exploitatiemogelijkheden relevant bij beoordeling risicoaanvaarding.

Deze annotatie werd op 11 november 2015 geplaatst in het tijdschrift voor Bouwrecht. Zie: http://www.ibr.nl/site/assets/files/9996/tbr_2015_11_inh.pdf

Non-proliferation of cyber weapons with a CBRN consequence: An exploratory analysis

The public debate on cyber weapons and how these should be curbed politically has not yet
come up with a broadly shared consensus, partly because the Internet is seen as terra nullius
—a no man’s land—and because of the attribution problem. In this article the authors will
describe the need for international agreements concerning cyber weapons with a CBRN
consequence.

Dit artikel is op 28 oktober 2015 gepubliceerd in Forum of EthnoGeoPolitics en is geschreven in samenwerking met Jeroen Slobbe en Stas Verberkt. Lees hier het hele artikel: ForumEthnoGeoPoliticsVol3No2AutumnOctobert2015

Het automatisch detineren van vluchtelingen is niet toegestaan.

Op 21 april 2015 is door de Tweede Kamer het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene Opvangrichtlijn aangenomen. Dit wetsvoorstel is op 7 juli 2015 door de Eerste Kamer aangenomen. Voornoemde richtlijn stelt minimumnormen aan het detineren van vluchtelingen. In Nederland worden vluchtelingen die een asielverzoek aan de grens indienen gedetineerd. Tijdens de periode van detentie wordt door de Immigratie en Naturalisatiedienst het asielrelaas beoordeeld. Deze procedure wordt ook wel de grensprocedure genoemd. Het internationaal recht verplicht lidstaten echter om voorafgaand aan detentie de noodzaak hiervan te toetsen. In dit artikel zal ik bespreken of Nederland aan deze noodzakelijkheidstoets voldoet. Dit artikel werd op 22 oktober 2015 gepubliceerd op de blogpagina van Ars Aequi. Bekijk: http://weblogs.arsaequi.nl/staatsenbestuursrechttussenrechtsstaatendemocratie/2015/10/22/het-automatisch-detineren-van-vluchtelingen-is-niet-toegestaan/

ABRvS 29 april 2015, AB2015/328, m.nt. B. Wallage

De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het drempelbedrag dat door het ontbreken van indexering sinds 1994 ongewijzigd is gebleven, niettemin hanteerbaar is gebleven als maatstaf ter uitvoering van het openbare-ordebeleid bij naturalisatieverzoeken. Deze annotatie werd op 24 september geplaatst in AB. Bekijk: AB 2015328 Naturalisatieverzoek. Achterwege laten indexering drempelbedrag vermogenssanctie voor w

Boete Wet arbeid vreemdelingen: een tewerkstellingsvergunning vereist voor Bulgaren en Roemenen?

Op 24 juli 2015 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant een potentieel verstrekkende uitspraak gedaan (hierna: de ‘Uitspraak’).1De huiseigenaar (eiser in de procedure) die in 2013 twee Roemenen zonder tewerkstellingsvergunning had laten werken en om die reden op basis van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) een boete van 9.000 euro heeft gekregen, wordt door de rechtbank in het gelijk gesteld.

Dit artikel werd op 1 september 2015 gepubliceerd op het NJB-blog. Bekijk: http://njb.nl/blog/boete-wet-arbeid-vreemdelingen-een.15952.lynkx

De Dublinverordening

Het moge duidelijk zijn dat het huidige Europese asielsysteem onhoudbaar is geworden. De landen waar de meeste vreemdelingen binnenkomen, zijn niet meer in staat om op humane wijze de grote groepen asielzoekers op te vangen. De oplossing moet worden gezocht in een Europees verdelingssysteem waarbij lidstaten naar rato vreemdelingen opnemen. Deze verdeling kan niet bij voorbaat in aantallen worden gemaximeerd aangezien elke vluchteling het recht heeft een asielaanvraag in te dienen.

Dit artikel werd op 9 juni 2015 gepubliceerd in het Nederlands Juristenblad. Bekijk: NJB23_Opinie_2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag: een criminal charge?

Op basis van vaste jurisprudentie van het EHRM wordt een bestuursrechtelijke punitieve maatregel gezien als criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM. Vreemdelingengeschillen vallen echter buiten de toepassingsreikwijdte van dit artikel. Uitsluiting van vreemdelingen van de asielprocedure overeenkomstig artikel 1F Vluchtelingenverdrag kan echter zondermeer gezien worden gezien als een punitieve sanctie.

Omdat artikel 1F Vluchtelingenverdrag is overgenomen in de Europese Definitierichtlijn kan wel een beroep worden gedaan op het Handvest van de grondrechten waarin vergelijkbare bepalingen zijn opgenomen als in artikel 6 EVRM. Daarom kan worden geconcludeerd dat in zaken waarin artikel 1F aan de orde is strafrechtelijke waarborgen, zoals de onschuldpresumptie, in acht moeten worden genomen.

Dit artikel werd op 30 april 2015 gepubliceerd in het Nederlands Juristenblad. Bekijk: NJB17_Focus_2

Artikel 1F Vluchtelingenverdrag: het recht op leven in gevaar.

De Nederlandse regering doet er verstandig aan de uitzetting van de ‘ongedifferentieerde groep’ Afghaanse 1F-ers per direct stop te zetten om zodanig schendig van het EVRM te voorkomen. Het lijkt er namelijk op dat een dergelijke uitzetting inhumaan kan zijn en niet langer houdbaar is door de directe doorwerking van het EVRM.

Dit artikel werd op 4 februari 2015 gepubliceerd op het NJBblog: http://njb.nl/blog/artikel-1f-vluchtelingenverdrag-het-recht-op.13464.lynkx

Naschrift: vreemdelingentoezicht.

Met interesse hebben wij de reactie van Groen gelezen op ons artikel in het NJB van 15 augustus 2014. In zijn reactie uit Groen kritiek op een aantal punten die volgens hem onvoldoende en
te eenzijdig zijn belicht in ons artikel over verruiming van bevoegdheden in het vreemdelingentoezicht. Een van die punten betreft het begrip ‘een redelijke vermoeden van illegaal verblijf’.

Lees hier het volledige artikel: NJB43_Wallage_Van Wijnbergen

De legale vreemdeling zonder documenten, van tweederangs bestaan naar reëel perspectief?

Dit wetenschappelijk artikel werd gepubliceerd op 6 november 2014 in het Nederlands Juristenblad en werd geschreven in samenwerking met Paul Habers.

Naast de wenselijkheid van een vaststellingsprocedure voor staatloosheid geldt voor de huidige groep ongedocumenteerde vreemdelingen, die rechtmatig in Nederland verblijven, dat zij op een aantal terreinen niet volledig gebruik kunnen maken van elementaire sociale rechten en behoeften. Zij ondervinden ongemakken in hun contacten met private instellingen en bedrijven, die andere vreemdelingen niet kennen. Dat maakt hun bestaan in Nederland in bepaalde opzichten onnodig lastig. Er is voorts geen perspectief op een volwaardig bestaan nu formele obstakels onneembaar blijken bij een verzoek om naturalisatie en een beroep op bewijsnood een lege huls is.

Lees het volledige artikel hier: NJB38_Wallage-Habers

Constitutionele toetsing: voor behoud van de democratische rechtsstaat.

Dit wetenschappelijk artikel werd eerder gepubliceerd op de blogpagina van het Nederlands Juristenblad op 3 november 2014.

Dat de rechtsstaat onder druk staat, is geen nieuws. De afgelopen jaren hebben vele experts hun zorgen geuit over de staat waarin onze democratische rechtsstaat verkeert. Ook de Eerste Kamer heeft uitgebreid over het functioneren van onze rechtsstaat gesproken. Er klinkt bezorgdheid over de wijze waarop de politiek omgaat met de democratisch rechtsstaat en de instituties binnen de democratische rechtsstaat. Parlementariërs hebben steeds minder respect voor de trias politica, de scheiding in wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht, één van de kernwaarden van onze rechtsstaat.

Lees het volledige artikel hier: http://njb.nl/blog/constitutionele-toetsing-voor-behoud-van-de.12966.lynkx

 

Verruiming bevoegdheden vreemdelingentoezicht: een beperking van mensenrechten.

Dit wetenschappelijk artikel werd eerder gepubliceerd in het Nederlands Juristenblad op 15 augustus 2014 en werd geschreven in samenwerking met Lucille van Wijnbergen.

Per 1 maart 2014 is de ‘Wet verruiming bevoegdheden vreemdelingentoezicht’ in werking getreden. De nieuwe wet roept de nodige vragen op, al is het momenteel nog onduidelijk hoe deze wet in de praktijk zal worden toegepast. De nieuwe bevoegdheden bewerkstelligen inhumane situaties, zo wordt hier betoogd, waarbij de waardigheid van de vreemdeling wordt aangetast. Daarbij is er gevaar voor inbreuk op grondrechten terwijl de noodzaak daarvan niet is aangetoond. De verweermogelijkheden van de vreemdeling tegen de nieuwe wetgeving zijn minimaal, maar is de vreemdeling ook nog illegaal dan is deze helemaal rechteloos.

Download het volledige artikel hier NJB 2014 afl 28-Focus pub nr 1417, 1918

Culpa in causa in technica: een verkenning van de schuldvraag in het strafrecht bij een gehackt hersenimplantaat.

Dit wetenschappelijk artikel werd eerder gepubliceerd in het tijdschrift computerrecht op 28 juli 2014 en werd geschreven in samenwerking met Jeroen Slobbe en Stas Verberkt.

De afgelopen jaren is de technologische ontwikkeling in de zorg snel gegaan. Waar jaren geleden een gehoorapparaat een technologisch hoogtepunt was, kunnen chirurgen nu operaties volledig digitaal uitvoeren. Een interessante ontwikkeling is de Deep Brain Stimulator (DBS). Bij het gebruik van technologische middelen als een DBS is in de wetenschap momenteel nog weinig reflectie met betrekking tot informatiebeveiliging en het strafrecht. Hoe dient het Openbaar Ministerie te handelen als een patiënt met een gehackte DBS een misdrijf begaat?

Download het volledige artikel: Computerrecht Culpa in causa in technica een verkenning van de schuldvraag in het strafrecht bij een gehackt hersenimplantaat), of bekijk de gehele editie van het tijdschrift T2b_CR_1404_Final_LR.

Inhumaan vreemdelingenrecht: de zieke vreemdeling.

Dit wetenschappelijk artikel werd eerder gepubliceerd in het Nederlands Juristenblad op 28 maart 2014.

Vreemdelingen in een ‘medische noodsituatie’ die binnen drie maanden ernstige gevolgen kan hebben mogen niet worden uitgezet. Om dit criterium het hoofd te bieden koopt Nederland voor drie maanden medische zorg in het buitenland in teneinde de zieke vreemdeling toch uit te kunnen zetten naar dat buitenland. Wat er na die drie maanden met de zieke gebeurt is dan onze zaak niet meer. Dit is een inhumane manier van doen die niet strookt met de gedachte achter het begrip ‘medische noodsituatie.

Download het volledige artikel hier NJB 2014 12-Opinie.

Digitaal demonstreren.

Dit wetenschappelijke artikel werd eerder gepubliceerd in het Nederlands Juristenblad op 29 maart 2013 en werd geschreven in samenwerking met Jeroen Slobbe en Stas Verberkt.

Sinds mensenheugenis worden betogingen gehouden. In onze huidige maatschappij kiezen burgers echter steeds vaker voor de optie om digitaal hun mening te uiten. Een van de varianten daarvan is het digitaal aanvallen van organisaties door wie de demonstranten zich benadeeld voelen of die ze om ideologische redenen een lesje willen leren. Waar de activisten dit een digitale betoging noemen, wordt dit door anderen een digitaal misdrijf genoemd.

Download het volledige artikel hier.

Publicaties NJCM

– Definitive NJCM UNCAT LoIPR-2

NJCMinbreng_internetconsultatie_computercriminaliteitIII-2

– NJCM-reactie_op_Begroting_min_V&J_2014_11nov13-2